dinsdag 16 augustus 2016

Vijf bezwaren tegen mindfulness- en gelukstrainingen

Het lijkt zo mooi. Al die bedrijven die investeren in het welbevinden van hun medewerkers. Mindfulness, vitaliteit, gelukstrainingen, positief denken, anti-stresstrainingen. Coaches hebben het er druk mee. Ik ook. Maar met de populariteit van dit soort trainingen licht ook de keerzijde op.
“Goodness is good for business” zegt het hoofd van de mindfulness training van Google, Chade-Meng Tan. Als je als baas aardig bent voor je werknemers, zijn je werknemers aardig voor je klanten en dan zijn de klanten weer zo aardig zaken te doen met jouw bedrijf, zo redeneert hij. Iedereen blij. Logisch dat meer bedrijven het voorbeeld van Google volgen. General Mills, Aetna, BlackRock en Goldman Sachs, zijn maar een paar voorbeelden van bedrijven die mindfulness trainingen geven voor hun medewerkers.

Positieve verhalen te over. “Bij ons eet niemand zijn lunch meer achter de computer. Wij gaan met z’n allen naar de kantine, of de stad in.” Bij een ander wordt er na werktijd niet meer gemaild. Of medewerkers moeten op vrijdagmiddag hun werktelefoon en laptop inleveren, waar ze een vrij weekend voor terugkrijgen.

Daar kan toch niet veel tegen zijn? Probeer zelf maar eens de meest gebruikte gelukstip. Begin een dankbaarheidsdagboek. Noteer iedere dag drie dingen die je een gevoel van dankbaarheid geven. Je energie neemt met de dag toe. Meer bewegen, minder op je telefoon kijken, vaker lachen. Je wordt er niet slechter van.

Maar al die aangeleerde en soms opgelegde vrolijkheid heeft ook een schaduwkant. Verschillende mensen hebben daar de laatste tijd op gewezen. Zoals Pascal Bruckner in L’Euphorie perpétuelle, Barbara Ehrenreich in Bright-Sided, Micki McGee in Self-Help Inc en onlangs William Davies met zijn boek The Happiness Industry. Ik vat de belangrijkste bezwaren even samen.

1. De oorzaak van persoonlijke stress wordt niet aangepakt

Mindfulnesstrainingen helpen om je minder gestrest te voelen, maar laten de oorzaak van de stress buiten beschouwing. Een belangrijk advies bij mindfulness is dat je nare gevoelens niet moet afwijzen. Accepteer het gevoel. Zie het onder ogen, maar maak het niet groter door je druk te maken over de oorzaken, of te denken dat je het niet zou mogen voelen. Dat helpt om je minder gestrest te voelen, maar het helpt niet om dingen die niet goed zijn, te verbeteren.

2. Angst en onzekerheid nemen toe

In de Happiness Industry beschrijft William Davies hoe de focus op geluk heeft geleid tot een industrie van apps die gericht zijn op meting, bewaking en besturing. Zelf werk ik wel met de app Happify. Als je die app opent krijg je een vragenlijst over hoe gelukkig je je voelt. Met de oefeningen die je krijgt, wil je natuurlijk je score verhogen. Als dat lukt, feliciteert Happify je. Maar gaat je score omlaag, dan heb je niet genoeg je best gedaan. Hoe kan dat? vraag je je af. Wat heb ik mis gedaan? Waarom lukt het anderen wel, en mij niet? Dat gevoel te falen neemt helemaal toe als je scores openbaar worden gemaakt.

3. Leidt niet tot structurele verbeteringen in de organisatie

Het is mooi als je je boterham niet meer bij de computer eet en in het weekend gaat wandelen in plaats van mailen. Maar daarmee verandert er wezenlijk niets in de organisatie. Scheve verhoudingen, onduidelijke afspraken, tegenstrijdige opdrachten, die verhelp je niet door je alleen op het welbevinden van het individu te richten.

4. Bevordert sektarisme

Als iedereen altijd maar happy en mindful moet zijn, is dat niet alleen lastig voor mensen die iets verdrietigs meemaken,  maar het creëert ook een eenzijdige visie op gezond gedrag. De ideologie wordt opgelegd. Het kan ook prettig zijn om je even af te zonderen en te somberen. Als daar geen ruimte voor is, kan de nadruk op positiviteit een griezelig keurslijf worden. Tony Hsieh, CEO van Zappo en auteur van Delivering Happiness, moedigt bedrijven aan 5 tot 10% van de medewerkers te ontslaan die het minst geïnteresseerd zijn om mee te doen met geluksprojecten. En in Engeland, waar de nationale geluksindex  is ingevoerd, worden werklozen nu al gedwongen positief-denken sessies bij te wonen.

5. Vergroot kans op depressiviteit bij afvallers

Het geloof in mindfulness en geluk kan mensen ook de ogen doen sluiten voor hun onvermijdelijke beperkingen. Als alles maakbaar is, neemt bij mislukking het gevoel persoonlijk te falen alleen maar toe. In plaats van je schouders op te halen over een misser, raak je in de put. Op die manier creëert de optimalisatie van geluk zijn eigen ziektebeelden zoals  depressiviteit en burn-out.

Moet je er als bedrijf dan maar afzien van geluks- en mindfulness trainingen? Dat hoeft ook weer niet. Wel is het belangrijk om het geluk van de medewerker niet slechts als middel tot een doel te zien, maar meer als een doel op zichzelf. Geluk is ten slotte meer dan winst maken.


zondag 31 januari 2016

Over je angst surfen

Min of meer bij toeval ben ik in San Juan del Sur beland. Een tot surfparadijs geëvolueerde vissersplaats aan de Stille Oceaan in het zuidwesten van Nicaragua. Ik kom hier om te ontspannen en kijk graag naar de surfers die als meeuwen over de golven scheren. Voor geen goud zou ik zelf op zo’n plank in de zee willen staan. Veel te eng.
Op weg naar een surfshop om een boottochtje te regelen, kom ik onbedoeld in gesprek met de locale surfdude Pedro. Hij stelt me voor om een surfles te volgen. Surfen, dat nooit. Toch laat ik me overhalen door de geruststellende woorden van Pedro. Het water komt niet hoger dan mijn schouder en ik ben er niet te oud voor. 'Kom op, mama', zegt hij.

Code rood

De trip begint over een uur. Eenmaal buiten slaat de angstthermometer door tot code rood: totale pVanuit de psychologie zijn er drie angstfasen te benoemen. In de eerste ben je scherp en presteer je beter. In fase twee sla je op de vlucht of ga je in de aanval, en in fase drie, code rood, bevries je.
Dus ik snap wel hoe de angst werkt. Maar daardoor kom ik er nog niet vanaf. Hoe kom ik hieruit? In deze fase is de toegang tot het denken geblokkeerd. Daarom moet ik niet denken, maar verbeelden. Ik haal de beelden terug van de animatiefilm Inside Out die ik in het vliegtuig op weg naar Nicaragua zag. Hierin werd angst uitgebeeld als een spookachtig wormpje. Door het oproepen van het beeld ontspannen mijn gezichtsspieren en schouders. Zo'n beeld troost.
Nu kan ik overgaan op de tweede strategie om de angst onder controle te krijgen. Ik zoek een filmpje op YouTube om de basis van het surfen te zien. De houding op de surfplank doet me denken aan de Warrior 2 uit mijn yogaklas. De associatie met iets bekends is het laatste stapje om de angst acceptabel te maken.
Sta ik nu in één keer op de surfplank in de Pacific? Dat niet. Na een paar mislukte pogingen en wisseling van surfleraar en zijn afleidende vragen over het weer in Holland sta ik een kort moment als een Warrior op de plank. Een moment van euforie.

Tips

De angst die ik heb ervaren is niet anders dan de angst die cliënten in mijn praktijk belemmert in hun dagelijks functioneren. Om de angst de baas te worden kunnen de volgende tips helpen:

  1. Stel jezelf gerust. Of je nu een vliegtuig in moet, het podium op, of op een plankje de zee in gaat, je gaat niet dood. Kijk objectief naar de situatie waarin je komt, en stel vast hoe groot de kans is dat je iets ergs gebeurt.
  2. Visualiseer een eerder overwonnen angst.
  3. Neem een houding van triomf aan; verbeeld je overwinnaar te zijn.
  4. Kijk om je heen. Neem waar wat voor een weer het is, hoe de omgeving eruitziet.
  5. Ga de film Inside Out zien en stel je de figuur Angst voor.

vrijdag 29 januari 2016

Moderne verslaving

In het Volkskrant Magazine van afgelopen weekend stond het verhaal van Dani. Dani is 40 jaar getrouwd, en moeder van twee jonge kinderen. Op een avond gaat ze stappen met vriendinnen. Aan het eind van de avond loopt ze met een onbekende man een steegje in en ze zoenen heftig. Het erotisch plezier dat Dani ervaart laat haar niet meer los. Ze gaat steeds vaker op zoek naar de roes van de lust. Ze is de hele dag met verschillende mannen aan het appen, gaat met ze naar bed en brengt ondertussen haar kinderen onder bij haar ouders.  
Ze vindt het spannend en normaal, houdt het een tijd vol, maar uiteindelijk gaat het mis. Door alle opwinding stijgt haar adrenaline niveau, waardoor ze hartkloppingen krijgt. En ze is bang dat ze de band met haar gezin verliest. Uiteindelijk besluit ze naar een psycholoog te gaan.  

De psycholoog verklaart haar gedrag vanuit haar jeugd. Ze had een ongelukkige en kille moeder die haar kinderen nooit prees of knuffelde. Van de psycholoog mocht Dani de snoepdoos met mannen best binnen handbereik houden, mits ze zich niet misselijk at.

Doordat de psycholoog haar gedrag accepteerde, accepteerde Dani ook zichzelf, waardoor de behoefte aan permanente aandacht van mannen afnam. Nu klikt ze alleen nog maar op contactsites als ze zich verveelt. Zodra iemand reageert, klikt ze haar profiel weg.

Normatief kader ontbreekt 

De seksverslaving van Dani is om verschillende redenen een moderne verslaving. Laten we beginnen bij de aanleiding. Je gaat een avondje stappen, hebt wat gedronken en zoent met een vreemde man. Moet kunnen. – Nee, natuurlijk vinden we dat het niet kan, maar niemand zal dit als een zware zonde betitelen. Een beetje experimenteren. Onafhankelijk gedrag. Voor sommigen is dat juist iets positiefs. Het is in ieder geval niet zo, dat Dani dit onmiddellijk als zonde ervaart.  Zelf zegt ze: “Schuldig voelde ik me niet. Op een of andere manier had ik dit nodig, het was een onmiddellijke verslaving.”
Dat is aspect nummer één van de moderne verslaving: we missen een sterk normatief kader over wat goed en slecht gedrag is. 

Verslaafd aan gedrag 

Het volgende moderne aan Dani’s verslaving is het type verslaving. Seksverslaafd. Dat kon vroeger helemaal niet. Je was een heks, promiscue, of een gevallen vrouw. Maar verslaafd, nee. Verslaafd kon je alleen zijn aan middelen, zoals alcohol, drugs of tabak, Middelen die de chemie in je lichaam veranderen waardoor je er lichamelijk afhankelijk van wordt. 
Pas sinds het nieuwe psychiatrisch handboek DSM-5 van mei 2013 is er een psychiatrische diagnose voor verslaving die niet is gebaseerd op het gebruik van middelen. We hebben het dan over gokverslaving. Volgens de vijfde editie van dit internationale handboek voor psychiatrische stoornissen ben je gokverslaafd als je vier of meer van de volgende symptomen vertoont
  1. Tolerantie, ofwel je moet meer doen om dezelfde opwinding te verkrijgen
  2. Onthoudingsverschijnselen bij poging te minderen of te stoppen.
  3. Aanhoudende wens of mislukte pogingen om te beheersen, minderen of te stoppen.
  4. Is veel in gedachten bezig met gokken
  5. verslavingsgedrag treedt op bij naar voelen (hulpeloos, schuldig, angstig, bedroefd)
  6. Na geld verloren te hebben de volgende dag terugkeren om het goed te maken
  7. Liegt om de omvang van het gokken te verbergen
  8. Minder aandacht besteden of opgeven van sociale contacten, hobby’s, werk opleiding- of carrièremogelijkheden.
  9. Op anderen vertrouwen om je uit de financiële nood te helpen.
Om binnen de categorie ‘verslaving’ te vallen moet dit gedrag geen onderdeel zijn van  een andere stoornis, bijvoorbeeld een bipolaire stoornis. Voor andere gedragsverslavingen dan gokken zijn de criteria 7 en 9 niet relevant. Daarvoor geldt het voldoen aan 3 van de 7 criteria. 

Wat hier over gokverslaving wordt gezegd, kan net zo goed gelden voor andere vormen van gedrag; zoals verslaving aan shoppen, aan gamen, aan seks … of noem het maar op. Waar het om gaat is dat je nare gevoelens probeert te verdoven door een handeling te verrichten die je kortstondig een gevoel van euforie geeft, die spoedig uitdooft en om steeds sterkere prikkels vraagt om onderhouden te worden. Daarmee raak je gevangen in een cirkel van afhankelijkheidsgedrag die normaal sociaal functioneren in de weg staat. 

Afhankelijkheidsgedrag

Als verslaving gedrag is dat iemand niet kan laten, waarover hij geen controle heeft, zich ertoe gedwongen voelt, ook al is het schadelijk voor relaties en gezondheid, dan zijn dit inderdaad vormen van verslaving. De schade voor de gezondheid zit voornamelijk in het psychisch en sociaal lijden, maar lichamelijke schade kan ook optreden. De seksverslaafde kan zichzelf verwonden door de aard en frequentie van zijn seksuele gedrag, hij kan bijvoorbeeld een seksueel overdraagbare aandoening oplopen of met het hiv-virus besmet raken. De lichamelijk schade bij eetstoornissen bestaat bijvoorbeeld uit de kans op overlijden aan anorexia nervosaa. Een tekort aan de elektrolyten natrium, kalium en chloride kan optreden bij iemand die lijdt aan vreetbuien en gewichtstoename beperkt door zelf opgewekt braken of gebruik van laxeermiddelen. 

Dus naast het ontbreken van een sterk normatief kader, is ook het type verslaving van Dani modern. Dan komen we op het derde moderne aspect van Dani’s verslaving: de verklaring  van de psycholoog.

Nare gevoelens

De psycholoog verklaart Dani’s verslaving vanuit haar ongelukkig jeugd. Doordat Dani in haar jeugd het gevoel heeft gekregen niet belangrijk te zijn, is ze nu extra gevoelig voor bevestiging die ze krijgt van mannen die haar begeren. Helemaal niet erg zegt de psycholoog. Als je je leven maar weer op de rails krijgt. Zo kan de een haar gevoel van minderwaardigheid compenseren door zich steeds in nieuwe kleren te steken, like’jes op Facebook te scoren of al gamend iedereen te verslaan. Waar het om gaat is dat verslaving hier wordt verklaard door een mechanisme van overcompensatie. 

Neurobiologie

Wat we tot nu toe hebben gezien is dat de moderniteit van de verslaving gaat over de afwezigheid van een strenge moraal, en dat alles aanleiding kan zijn om een naar gevoel te compenseren. Komen we op het vierde punt van de moderne verslaving en dat is de neurobiologische verklaring. 

Vanuit het moderne hersenonderzoek is de seksverslaving van Dani goed te begrijpen. De verslaving van Dani komt overeen met andere vormen van verslaving in de zin dat deze handelingen de huishouding van de neurotransmitters beïnvloeden. Neurotransmitters zijn stoffen die de doorgifte van prikkels in de hersenen beïnvloeden. Net als drugs kunnen seks, eten en shoppen zorgen voor een dopaminepiek. De emotionele hersenen worden geactiveerd en het beloningscentrum in de hersenen (nucleus accumbens) trakteert op kortstondig genot. Bij vrijen, eten of nieuwe spullen kopen gedraagt iemand zich doelgericht en stimuleert hij het brein door zichzelf te belonen. Een voldoende niveau aan neurotransmitters levert een prettig gevoel op.

Gedrag dat een kick geeft, heeft de neiging zich te settelen en tot een verslaving uit te groeien. Dat komt vooral doordat het als prettig ervaren gedrag een steeds grotere plek in het geheugen gaat innemen. Bovendien wordt het gedrag naarmate het vaker plaatsvindt, steeds vaker gekoppeld aan allerlei situaties (bijv. schoenen kopen in een schoenenwinkel). Bij terugkerende situaties ((bijv. een schoenenwinkel zien) ontstaat een sterk verlangen te gaan kopen. Het rationele deel van de cortex zal proberen dit verlangen te temperen. Bij verslaafden of mensen die vatbaar zijn voor verslaving functioneert de cortex minder goed. De impuls wordt niet weerstaan. Er wordt al gekocht voordat de koper zich dat realiseert. Het gedrag is als het ware automatisch geworden.

Deze automatisering van het gedrag is de spelbreker en zorgt voor een omslag in het gevoel. De lust slaat om in leegte, het gedrag wordt routine zonder er nog vreugde aan te beleven. De automatisering zorgt ervoor dat de frontaalkwab geen rol meer speelt en dat het gedrag dus ook niet meer gestuurd kan worden. De kern van de moderne verslaving is dat het gaat om ingesleten gedrag, een routine die niet gemakkelijk te doorbreken valt en waaraan weinig vreugde wordt beleefd. Het ingesleten gedrag kan mensen jarenlang parten spelen en tot wanhoop drijven. Het zoogdieren- en reptielenbrein dwingt haast het gedrag voort te zetten. De neocortex, het rationele deel van het brein dat handelingen aanstuurt, staat buiten spel.

Natuurlijk raakt niet iedereen verslaafd. Sommige mensen hebben een betere impulscontrole dan anderen. Ook scheelt de gevoeligheid voor kicks per persoon. Mensen zijn wel gevoeliger voor verslaving als hun dopamineniveau laag is, zoals in tijden van stress, en in sommige levensfasen, zoals in de puberteit wanneer de nucleus accumbens nog niet optimaal functioneert.
Verslaafde muizen In 1954 stak een Amerikaanse onderzoeker per ongeluk een elektrode in het beloningscentrum van een muis. De muis waardeerde dat zeer, hoefde niet meer op een andere manier vermaakt te worden. De onderzoeker plaatste een hefboom in het hok en door te duwen op de hefboom kon de muis zelf de elektrische prikkeling opwekken in het beloningscentrum. Dat deed hij wel vijfduizend keer per dag. De muis at niet meer, dronk niet meer, sliep alleen af en toe als hij omviel van de slaap. Met de jacht op de kick dreigde de muis zichzelf ten gronde te richten.
Later werd dit experiment herhaald met mensen. Ook bij hen leidde de prikkeling van de nucleus accumbens tot verlangen naar meer. Maar, zo viel het de onderzoeker op, ze keken er niet blij bij.

Gedrag bestempelen als verslaving is problematiseren wat er gebeurt: het wijkt af van het normale. De term ‘verslaving’ verwijst naar medicalisering: aan het gedrag ligt een stoornis ten grondslag. Iemand is verslaafd als hij ervaart iets niet uit vrije wil te doen, zich gedwongen voelt en handelt tegen beter weten in. Hij verliest de controle over het eigen handelen.

Behandeling

Dan het laatste moderne punt van Dani’s verslaving: de behandeling. In de moderne behandeling van verslaving zien we zowel de psychologische als de neurobiologische verklaring terug. Het ervaren psychologisch tekort dat een schadelijk neurobiologisch systeem in gang heeft gezet, moet worden gestopt. Dat kan door de ervaring van het tekort op te heffen, en/of door het neurobiologisch systeem te doorbreken.  
Bij Dani werd de ervaring van het tekort opgeheven doordat de psycholoog haar gedrag niet afwees. Het was oké wat ze deed, als ze haar leven maar weer een beetje op orde kreeg. “Ik ben dus zo slecht nog niet,” kan Dani hebben gedacht, waardoor de behoefte aan permanente erkenning via seksuele handelingen afnam. 
Je kunt de behandeling ook op neurobiologisch niveau aanpakken en ervoor zorgen dat de craving, of dat nu naar seks is, eten, hongeren of shoppen, vermindert. Gezien het biologisch substraat van de behoefte en de kick die de bevrediging geeft, kunnen hiervoor medicijnen gebruikt worden of EMDR. 
In tweede instantie kan in de behandeling dan aandacht worden besteed aan de achterliggende problematiek. In alle gevallen is het van belang de verleiding voor het verslavende gedrag zoveel mogelijk te beperken om terugval te voorkomen. Het einddoel voor behandelaar en cliënt is dat de cliënt een leven heeft opgebouwd met een zinvolle invulling voor relaties, werk en vrije tijd. Gedurende de behandeling moet dan ook worden gezocht naar concrete nieuwe invulling van deze gebieden.
Alles overziend kunnen we de moderne verslaving beschouwen als de gemakkelijke verstoring van een ecosysteem, - of misschien kunnen we hier beter spreken van een ‘egosysteem’ - doordat er een streng normatief kader ontbreekt, en er duizend en een mogelijkheden op de loer liggen om het geringste gevoel van onlust te compenseren. Dit zet vervolgens een neurobiologisch systeem in gang, dat moeilijk te stoppen is.
-------------
Dit is de tekst van mijn verhaal voor  Blender #4 Moderne verslavingen; Tolhuis, Amsterdam 29 januari



zondag 29 november 2015

EMDR en Schematherapie bij Dwangstoornissen (OCS)


Verslag Workshop van Erik ten Broeke en Marleen Rijkeboer
Tekst: Carien Karsten, schema Gerard Smit
  
Hoe kun je EMDR inzetten bij de behandeling van dwangstoornissen? Over die vraag ging de netwerkavond van 26 november die door 350 EMDR-therapeuten werd bezocht.
Gewoonlijk behandel je een dwangstoornis met Exposure en Respons Preventie (ERP). In hun workshop lieten Marleen Rijkeboer en Erik ten Broeke zien hoe je daarnaast ook effectief EMDR-strategieën kunt inzetten.
Bijna iedereen heeft wel eens dwanggedachten of impulsen. Je staat bijvoorbeeld op een perron en denkt: “ik hoef maar een stap naar voren te doen en ik lig onder de trein” - dan doe je onwillekeurig een stap naar achteren.  En daar blijft het bij.

 Dwangstoornis

Bij mensen met dwangstoornissen gaat dat anders. Dan probeert iemand om terugkerende, intrusieve gedachten, beelden of impulsen te beheersen door dwangmatig te handelen of denken. Het kan zijn dat iemand bang is om een ander te verwonden, te besmetten of zelf te doden. Of om gek te worden, of pedofiel te zijn. Om te voorkomen dat dat gebeurt, worden dan steeds dezelfde handelingen herhaald. 
“Bij een dwangstoornis zou je kunnen zeggen dat de oplossing het probleem is”, zegt Marleen Rijkeboer. Iemand gaat bijvoorbeeld tellen,  handen wassen of telkens opnieuw controleren of iets wel of niet is gebeurd.
Bij 90% van de OCS komen intrusieve beelden voor die dezelfde kenmerken hebben als de beelden van PTSS. De patiënt met dergelijke beelden vindt zichzelf een slecht en gevaarlijk mens. De disfunctionele overtuigingen zijn: ik ben kwetsbaar, ik ben verantwoordelijk voor het leed van anderen, ik mag beslist geen fouten maken en ik moet alles 100% zeker weten.

TAF, TEF en TOF

Het inzicht over de grote invloed van het denken op dwangstoornissen, komt voort uit onderzoek onder zwangere vrouwen die na de bevalling de dwanggedachte ontwikkelden hun baby iets aan te doen. Ze kunnen geen onderscheid maken tussen de opwelling die iedereen wel eens heeft (ik zou de baby uit het raam kunnen gooien) en de daad (ik gooi de baby uit het raam). Dit heet Thought Action Fusion. Andere vormen zijn:  Thought Event Fusion (gedachte over een gebeurtenis en het werkelijk voorkomen van de gebeurtenis vallen samen) en Thought Object Fusion: als ik denk de ander te besmetten, dan gebeurt dat.
In het bijgaande schema valt dat onder ‘kanstaxatie’, waarbij ‘ha’ staat voor handeling (thought action fusion); ‘gb’ voor gebeurtenis (thougt event fusion), en ‘ob’ voor object (thought object fusion)
klik op het schema om het te vergroten

Dwangstoornissen en EMDR

Bijna de helft van de dwangpatenten zegt geen baat te hebben bij Cognitieve Gedragstherapie en 25% haakt af. Volgens Rijkeboer en Ten Broeke zou het wel eens heel goed kunnen werken om naast de gebruikelijke ERP behandeling EMDR-strategieën in te zetten.  
Als EMDR therapeut kun je bijvoorbeeld de typische leergeschiedenis
van je patiënt behandelen. Je gaat dan terug naar hardnekkige opvattingen of trauma’s uit de jeugd. Dat staat onder het kopje ‘geschiedenis’ in bijgaand schema.
Vraag bijvoorbeeld aan iemand die continu denkt dat hij een kind heeft aangereden  - en daarom tot wel vijf keer toe dezelfde route moet rijden om te controleren of er niet ergens een dode lichaam ligt, of dat er ergens politie of ambulances te zien zijn - :  Wat zie je voor je als je denkt aan het autorijden? De client moet zich dan concentreren op het beeld, in plaats van over te gaan tot de dwanghandeling. Als de beelden hun emotionele lading hebben verloren, dan kun je de ERP behandeling waarschijnlijk makkelijker uitvoeren. De flashforward kan worden toegepast op de kanstaxatie.
Het standaardprotocol linksom kan gebruikt worden voor de ingrijpende gebeurtenis die mogelijk de dwang heeft uitgelokt. Het rechtsom protocol kan worden toegepast op het negatieve zelfbeeld. Ten Broeke geeft ook nog aan hoe je het Future Template kan toepassen: je zoekt de situatie op die de dwanghandeling uitlokt. Je focust erop, de angst komt op maar de dwanghandeling als respons blijft uit. Als cognitieve interweave stelt Ten Broeke voor: stel eens dat je het ook zo zou kunnen zien of voelen; doe eens alsof…
De overtuigende presentatie van Marleen Rijkeboer en Erik ten Broeke inspireert om te experimenteren met EMDR bij dwangstoornissen en resultaten te delen.









dinsdag 13 oktober 2015

Het Joost-Zwagerman-effect

Als je burn-out of  depressief bent, kan je dan hetzelfde overkomen als Joost Zwagerman: zelfmoord plegen, terwijl je dat nooit van plan was?

Chris is beleidsmedewerker bij een onderwijsinstelling. Hij ervaart een enorme werkdruk en wil zo snel mogelijk een andere baan. Volgens hem is het een chaos op zijn werk. Dat heeft te maken met de introductie van nieuwe administratieve software, onoverzichtelijke verantwoordingsprocedures en de overstap van een zeer gedreven hoofd van de afdeling. Het hoofd werd vervangen door een ander hoofd en teammanagers en inmiddels is de regie zoek. Het nieuwe hoofd is ook nog eens een controlefreak van de bovenste plank, staat altijd klaar met het rode pennetje. Gek wordt Chris ervan.

Nu is hij bang dat hij weer burn-out raakt net als vorig jaar. Of misschien wordt hij wel weer depressief zoals in 2001 toen hij hoorde dat zijn dochter niet meer lang te leven had. En dan komt er nu nog de dood van Joost Zwagerman bij. Zou hij ook zomaar, in een opwelling, van de brug af kunnen springen? Hij heeft er slapeloze nachten van.

De feiten

Dagelijks plegen drie mensen suïcide, dat zijn er zo’n 1800 per jaar.  Veel meer mensen overwegen zelfmoord te plegen: ruim 94.000 per jaar. Ongeveer 1400 mensen komen vanwege een poging terecht op de spoedeisende hulp. Depressie is één van de risicofactoren, maar ook een ernstige burn-out.

In een radio-uitzending legde suïcideprofessor Ad Kerkhof uit dat mensen die de hand aan zich zelf slaan niet perse dood willen. Ze willen vooral een eind maken aan de onophoudelijke gedachten in hun hoofd dat het leven geen zin heeft, dat ze iedereen tot last zijn, en dat hun leven van nul en generlei waarde is.

Kerkhof ondersteunt soms de wens van ernstig en langdurig depressieve mensen om er een eind aan te maken. Maar alleen als alle mogelijke behandelingen zijn uitgeprobeerd. Daar is bij Chris geen sprake van.  Bovendien is zijn situatie radicaal anders dan die van Joost Zwagerman. Het is vooral van belang dat hij dat inziet.

Nuanceren in plaats van identificeren

“Waarin verschilt jouw situatie met die van Zwagerman?” vraag ik.
Chris kan zo al een aantal dingen noemen, en ik help hem die lijst aan te vullen. Zwagermans vader heeft een zelfmoordpoging gedaan. Voor een kind neemt dan het risico op zelfdoding met 17% toe. Dit is bij Chris niet het geval.
  • Zwagerman had net een goede vriend – Rogi Wieg - verloren die voor zijn eigen dood had gekozen, ondanks dat Zwagerman hem zo op het hart had gedrukt dat hij dat nooit moest doen. Niemand uit Chris' vriendenkring heeft zelfmoord of euthanasie gepleegd.
  • Zwagerman dronk fors. Volgens het laatst verschenen interview met Zwagerman in HPDetijd dronk hij samen met de interviewer eerst een aantal glazen in het café, daarna samen twee flessen wijn thuis en bracht hij de interviewer vervolgens met de auto naar het station. Dat wijst op een grote tolerantie voor alcohol. Geldt niet voor Chris.
  • Zelfmoord was een altijd aanwezig thema in het leven van Zwagerman. Niet bij Chris.
  • Zwagerman had recentelijk te horen gekregen dat hij leed aan de ongeneeslijke ziekte van Bechterew. Chris is zo gezond als wat.
Het lucht Chris enorm op om zoveel verschillen te zien. Dat hij ook wel eens depressief is geweest, een burn-out heeft gehad en nu veel stress op zijn werk ervaart, doet hem in de verste verte niet op Zwagerman lijken. Geen enkele reden om aan te nemen dat hij zich zomaar van het leven zou kunnen beroven. 

Wie het wel overweegt, moet zo snel mogelijk hulp zoeken. Bel de hulplijn 113online of meld je bij een psycholoog of psychiater.


vrijdag 11 september 2015

Drie vormen van podiumangst en wat je ertegen kunt doen

Een beetje plankenkoorts kan je beter doen presteren. Maar het kan ook uit de hand lopen en je carrière ernstig benadelen. Hoe onderken je om welke vorm van podiumangst het gaat en hoe ga je het beste ermee om?

De ene podiumangst is de andere niet. Het maakt nogal een verschil of je verlamd op het podium staat een geen woord kunt uitbrengen, of dat je staat te trillen op je benen en wat minder presteert dan normaal. Het eerste vraagt om een andere aanpak dan de tweede. Aanpak.

Isabel heeft last van onderpresteren. Ze is violiste, en speelt op invalsbasis bij verschillende orkesten. Ze wil graag vast werk en doet daarom veel audities in binnen- en buitenland.  Telkens merkt ze dat ze op audities slechter speelt dan tijdens een reguliere uitvoering of in haar eigen studio.

Ed vertoont vluchtgedrag. Hij is financieel specialist bij een mediabedrijf en moet in vergaderingen zijn werk kunnen toelichten en voor klanten kunnen pitchen.  Bij zulke situaties loopt hij met natte plekken onder zijn oksels naar de vergaderruimte. Al aan het begin van de vergadering bevriest hij. Eenmaal aan de beurt komt hij nauwelijks uit zijn woorden. Om dit te vermijden stuurt hij vaak een ondergeschikte naar de vergadering of een klant. Dit doet zijn eigen zichtbaarheid in de organisatie geen goed.  Zijn carrière lijdt eronder.

Bij Ed is het alsof hij tijdens een presentatie in een shocktoestand verkeert. Hij heeft geen toegang meer tot zijn rationele brein. Het helpt niet als hij zichzelf toespreekt, dat het allemaal toch niet zo eng is als hij zich voorstelt. Bij Isabel is er iets anders aan de hand. Ze presteert weliswaar onder haar niveau, maar heeft nog wel toegang tot haar rationele brein. Zij blijft zoeken naar mensen die haar nieuwe technieken leren, en dat helpt. Ze heeft nog geen vaste positie in een orkest, maar merkt dat ze stukje bij beetje beter gaat spelen op audities.  

Onderpresteren, vluchten of bevriezen

Spreekangst doet zich voor op drie niveaus:
1. Onderpresteren. Je presteert acceptabel, maar je weet zelf dat het beter kan. Wanneer je je niet bedreigd voelt, beschik je over al je cognitieve capaciteiten die je in staat stellen optimaal te presteren.
2. Vluchten. Angst overheerst en je wilt het liefst wegvluchten. Je voelt je stem trillen, je keel knijpt dicht en je mond voelt droog. Je hartslag is hoog, en je ademhaling oppervlakkig en snel. De emotie is zichtbaar en remt je prestatie.
3 Bevriezen.  Je lichaam blokkeert. Je verstart, hebt geen toegang tot je brein en bent emotioneel onbereikbaar.  Hier remt de emotie niet alleen je prestatie, maar maakt het geheel onmogelijk om maar iets te presteren. Als dit gebeurt is het voor veel mensen einde verhaal. Ze treden niet meer op, of spreken niet meer in het openbaar.  Het overkomt de meest talentvolle mensen. De pianist Glen Gould had last van deze reactie en stelde dat zijn ideale artiest-gehoor ratio één op nul is.

Aanpak

De drie vormen van spreekangst vragen om verschillende vormen van  behandeling. Wat helpt op het niveau van vluchten – je aan het gevreesde blootstellen - is contraproductief bij de blokkeerreactie. De angst daalt echt niet als iemand langer op het podium blijft. Je hoeft ook echt niet te verwachten dat in de loop der tijd de angst zal verminderen.

Drie tips

Onderprestatie – rationele aanpak gecombineerd met visualisatie

Accepteer en relativeer je angst door anders te kijken naar het publiek. In plaats van een concertzaal vol venijnige critici voor je te zien, kun je voorstellen dat het niet meer dan een stelletje kuchende en knikkebollende grijze hoofden zijn. Door te leren relativeren en je voorstellingsvermogen te gebruiken kom je over je podiumangst heen.

Vluchten  - emotiegerichte aanpak

Stel je bloot aan waar je bang voor bent. Loop er niet voor weg. Je kunt op verschillende manieren emotie beïnvloeden. Bijvoorbeeld door in de kantlijn van je tekst of bladmuziek woorden op te schrijven die een heel ander gevoel oproepen. Bijvoorbeeld het woord ‘zee’ of ‘tafel’ of de naam van je geliefde.

Bevriezen - lichaamsgerichte aanpak

Verminder de angst voordat je begint en oefen op de fiets, op de sportschool of tijdens het hardlopen met een mental video. Je speelt de toekomstige gebeurtenis van presentatie of auditie in je hoofd af en iedere keer als de angst de kop opsteekt zorg je dat de angst ook weer daalt door je te richten op het ritme van je beweging en te tellen (inademing is één, uitademen, volgende inademing is twee, uitademen, volgende inademing is één, enz). Gebruik incidenteel een bètablokker waardoor de fysieke verschijnselen van angst zich niet voordoen. Mentaal heeft dat ook effect, je voelt je gerustgesteld. Zoek professionele hulp als dit niet helpt bij een cognitieve gedragstherapeut of een EMDR specialist (www.emdr.nl).

In september 2016 verschijnt mijn boek over podiumangst en andere angsten. Graag hoor ik voorbeelden en oplossingen, dus reactie op column is welkom of stuur een mail naar carienkarsten@gmail.com.